‘Ik gun iedereen deze manier van zorg’
Gesprek tussen Lisette Valk en Amina Meziane, verpleegkundige en oprichter van Thuiszorgorganisatie Zuster Mina en stichting Zuster Mina Zorgloket.
‘Problemen zullen we altijd hebben, maar dat is geen reden om bij de pakken neer te zitten,’ vertelt Amina Meziane, terwijl ik met haar afspreek in een restaurant in hartje Amsterdam.
‘Ik denk dat als je positief in het leven staat, dat je dan ook positiviteit aantrekt. Ik ben altijd hele mooie mensen tegengekomen die mij hebben geïnspireerd en ook hebben geholpen bij het uitvoeren van mijn ideeën.’
Ik vraag Amina wat haar drijft. ‘De kwetsbare ouderen in de samenleving, die hebben mijn speciale aandacht. Daarom zit ik ook in de werkgroep ‘Ouderen’ bij de Johannes Wier Stichting (JWS). En ik vraag me vaak af bij de dingen die ik doe: hoe kunnen we de wereld een klein beetje beter maken? Een klein beetje mooier? Want iedereen heeft in Nederland op papier weliswaar dezelfde rechten, maar in praktijk hangt toch veel af van hoeveel kennis je hebt, hoeveel geld en of je de juiste mensen treft, bijvoorbeeld als het gaat om het jaarbudget dat wordt vastgesteld bij de vergoeding van zorg.’
We zijn nog maar net in gesprek, maar ik merk dat ik vanaf het eerste moment met volle aandacht naar haar luister. Amina vertelt dat ze in 2014 is begonnen met het opzetten van haar eigen thuiszorgorganisatie in Den Haag, Zuster Mina. Dat ze eerst werkte als welzijnswerker, bij een afkickkliniek voor drugsverslaafden. Dat ze werkte in een verpleeghuis, dat ze verpleegkundige werd en nu al 31 jaar in de zorg werkt. Ze vertelt dat ze haar jeugd doorbracht in het Gelderse Lochem, hoe fijn het hier opgroeien was, maar dat ze haar eigen kinderen ook een wat ‘wijdser wereldbeeld’ gunde. Om die reden verhuisde ze in 2009 met haar gezin naar Den Haag, waar het stadse leven volop bruiste. Ook haar ouders verhuisden vanuit Lochem naar hen toe.
Inmiddels is haar oudste kind bijna 24 en hebben al haar vier kinderen affiniteit met de zorg via werk of studie. Ook haar vader werkte vroeger in het verpleeghuis, net zoals bijna al haar broers en zussen in de zorg zitten. Een echte ‘zorgfamilie’, dus.
‘Hoe ben je zo op het idee gekomen om te starten met je eigen thuiszorgorganisatie?,’ vraag ik haar. ‘Mijn vader werd ziek en kreeg thuiszorg, en daarbij had je soms te maken met vier verschillende hulpverleners per dag. Door Alzheimer was zijn Nederlands achteruit gegaan, waardoor de communicatie niet altijd goed verliep. Ook werden soms cultuurverschillen duidelijk.
Toen hij voor de tweede keer kanker kreeg, besloten we als familie dat we het anders wilden. Geen reguliere thuiszorg meer met vele verschillende gezichten op één dag die op willekeurige tijdstippen aanbelden voor zorg. In plaats daarvan menslievende zorg, waarbij tijd en ruimte was voor de behoeften en wensen van mijn vader met een vast team en vaste tijdstippen.
We hebben letterlijk een ZZP’er die in de zorg werkte aan haar witte jas getrokken om dit voor elkaar te krijgen. Een dame bij ons uit de straat werkte namelijk op die manier en ik zag haar ’s ochtends vaak in haar auto stappen. Ik sprak haar aan en vroeg of ze bereid was om voor mijn vader te zorgen. Dat was ze. De volgende stap was dat we zorg op maat inkochten.
Zorg die ingericht was op de cliënt en niet op personeel, waarbij roosters en routes steeds zo belangrijk bleken. Als de zorg de ene keer om negen uur ’s ochtends komt en de volgende keer om twaalf uur ‘s middags, voelen mensen zich weggegooid. Verschrikkelijk. Dat wilden we dus niet.’
Het klinkt zo simpel. Je eigen zorg organiseren omdat je het systeem niet toereikend vindt.
Amina vervolgt: ‘Uiteindelijk vormden we een vast team rondom mijn vader: de dame uit de straat, die vervolgens ook haar dochter vroeg om bij te springen. En die ook haar zus vroeg met háár dochter om te helpen. Zo hadden we een mooi clubje van vier, allemaal werkzaam in de zorg en bereid om maatwerk te leveren. Het was een prachtige ervaring, zoals de zorg verleend werd, ondanks het droevige ziektebeeld.
Na het overlijden van mijn vader dacht ik: ik gun iedereen deze manier van zorg. Zo ontstond het idee om Zuster Mina op te richten. Mijn broer had al een thuiszorgorganisatie, dus met hem kon ik goed sparren.’
En die zorg, is die dan vooral gericht op anderstalige cliënten of mensen met een bepaalde culturele achtergrond? Amina geeft aan dat dit nooit de insteek is geweest voor Zuster Mina. Wel dat het vaak kwetsbare mensen zijn die al veel stations hebben gehad en die ten einde raad zijn als ze bij haar komen. Bijvoorbeeld vanwege een brief waarin door instanties wordt aangegeven dat bepaalde zorg niet vergoed wordt. En dat wringt, want: ‘Zorg is geen luxe, althans, dat zou het niet moeten zijn. Het is een eerste levensbehoefte, waarbij het zo belangrijk is te kijken naar de persoon tegenover je. Om je als zorgverlener als mens met hem of haar te verbinden en niet alleen vanuit de professionele rol.’
Ik vraag of ze daarvan een voorbeeld kan geven. Dat doet ze: ‘Mijn vader had ook diabetes en we kwamen bij de internist. Zijn hele leven al had mijn vader een Marokkaans eetpatroon: hij dronk Marokkaanse thee met munt en veel suiker. Hij smulde van versgebakken brood dat mijn moeder maakte en dat hij vervolgens rijkelijk besprenkelde met olijfolie. Niet echt-diabetesproof, maar wel realiteit. Maar hoe reëel is het dat een oudere zijn eetpatroon radicaal gaat omgooien?’
Een onderhandeling met de internist volgde. Amina drong aan op langwerkende insuline, in plaats van onrustige bijspuitschema’s. Ietwat onconventioneel, volgens de internist, maar hij was wel blij met de openheid. Zo kon er toch zorg op maat geleverd worden, ook door de arts.
‘Aansluiting bij de patiënt en begrip voor zijn context had hierbij veel gescheeld. En checken of de patiënt van plan is om het advies van de arts op te volgen. Mijn vader had vanuit zijn achtergrond meegekregen dat je artsen niet tegenspreekt. En dus dacht de internist dat het wel goedkwam en mijn vader anders ging eten toen hij begrijpend knikte bij het advies om zijn eetpatroon te wijzigen.’
We bestellen nog een thee en een latte macchiato. Een oud ogende kat strompelt langs onze tafel, klaar om zich naast de haard te nestelen.
Ik vraag Amina wat ze zou doen als ze kon toveren. ‘Ik zou de zorg menselijker willen. Zorg die verleend wordt zoals je die voor je vader of moeder zou wensen. Het zijn de mensen die ons land hebben opgebouwd en aan wie we veel te danken hebben. Mijn vader ook: hij heeft zijn hele leven hard gewerkt in Nederland.
En ik zou willen dat zorgverzekeraars meer coulance betrachten. Ik heb de afgelopen jaren regelmatig gedoe gehad met zorgverzekeraars. Voor het verlenen van zorg heb ik een indicatie nodig. Ik heb contact met een onafhankelijke wijkverpleegkundige, er wordt een zorgplan opgesteld en ik heb goedkeuring nodig van de zorgverzekeraar. Daarna mag ik officieel pas starten. Dan weet ik: deze zorg is nodig voor de cliënt en voor douchen staat bijvoorbeeld twintig minuten ingeruimd, voor haren kammen drie minuten.’
Ik vraag haar: ‘Maar wat doe je dan als je nog geen indicatie hebt en er acuut zorg nodig is?’
Amina vervolgt: ‘Als iemand vastloopt en geen hulp krijgt en de familie het niet meer alleen kan… dan kan ik niet weken of maanden wachten… Soms hoor ik van de zorgverzekeraar dat ik niet had mogen beginnen en krijg ik achteraf maar een deel van de zorg vergoed die ik heb verleend. Dat knelt: deze mensen hebben per direct zorg nodig. Geld is voor mij nooit een drijfveer geweest maar het is heel lastig om als kleine thuiszorgorganisatie op deze manier te kunnen werken. Ontmoedigend, vind ik het.’
Amina vertelt: ‘Na tien jaar is dit ook de reden dat ik nu aan het afbouwen ben. We zaten in hoogtijdagen op 30 cliënten, met 11 ZZP’ers en 15 mensen in loondienst bij Zuster Mina. Een clubje van maximaal 3 zorgverleners dat per cliënt rouleerde en ik was zelf de vliegende keep, voor als er onverwachte dingen gebeurden. Van de 26 mensen werk ik nu nog met 2 zorgverleners. Gelukkig heb ik wel met mijn hart kunnen werken en veel mensen kunnen helpen met Zuster Mina.
Momenteel ben ik bezig met het opzetten van een Zorgloket in een seniorencomplex in Den Haag. Hier kunnen mensen elkaar ontmoeten, een praatje maken. Ik wil hier ook een dagbesteding opzetten en mensen krijgen extra zorg en aandacht die vanuit de reguliere thuiszorg niet wordt verleend. We helpen met zorgvragen, zorgaanvragen en administratieve problemen. We wachten alleen nog op financiering vanuit de gemeente…
Dat is hoe ik werk: ik ben een echte ondernemer. Ik begin gewoon en dan komt het vaak wel goed.’
Ik bewonder haar optimisme en doorzettingsvermogen. ‘Dat is noodzakelijk in deze wereld,’ geeft Amina aan, ‘want anders zou ik echt moedeloos worden en dat is niet wat ik wil. Als ik zou kunnen toveren zou ik de zorg dus menselijker en menswaardiger willen en zou ik de privatisering in de zorg terugdraaien. Ik geloof niet dat de marktwerking veel goeds heeft gebracht.’
We zijn intussen bijna een uur in gesprek, maar ik heb nog wel een vraag voor haar: Hoe zou ze omgaan met een geldboom die altijd blijft groeien en bloeien? Hoe zou ze dat geld inzetten voor JWS?
‘Ik zou de zorg toegankelijk maken, en ik zou willen dat de visie en missie van JWS breed uitgedragen worden. Zodat er bijvoorbeeld woonzorgvormen komen waar zorg individueel en op maat wordt verleend, ongeacht de culturele achtergrond. Waarbij iedereen gegarandeerd de zorg krijgt die nodig is en waarbij niet primair wordt gelet op kosten of geld verdienen.’
En ik ben benieuwd naar wat JWS Amina te bieden heeft. Daar is ze heel duidelijk in: ‘Dat gezondheidszorg een recht is voor iedereen. Dat we weer focussen op wat het doel van het leven is. Dat we wat minder in hokjes denken. En JWS doet dat: minder zwart-wit kijken, maar juist verbinden in plaats van een eiland-cultuur. Naar hoe we samen kunnen leven en werken als inwoners van Nederland.’
De restaurant-kat op leeftijd rekt zich uit en sloft weer langs. Een bijzondere woonzorgvorm voor hem, maar hij lijkt tevreden. Hij wordt gezien, geliefd en verzorgd. En is dat niet waar het om draait?